menu

Het beeld van de plant en de beeldvorming in de ziel

Het leven van de plant openbaart zich in de zich veranderende vormen. De bladeren meta­morfoseren zich (strek­ken, uitbreiden, geleden, spitsen); de overgang van blad-, naar bloem- en vruchtvorming is een uiting van ont­wikkeling. Een ontwikkeling speelt zich af in de tijd. Het bestude­ren van een ontwikkeling vraagt een andere activiteit dan bijv. het betasten, het ruiken en het proeven. Ontwikkelingen zijn als zodanig niet zintuiglijk waarneem­baar.

Mensen kunnen aan de vormveranderingen van de plant ontwikkelingen leren zien. Het bestu­deren van de ont­wikkeling van de plant zet het denken in een speciale beweging. Het tijdsge­beuren wordt tot een actueel levens­beeld. Elke ontwikkeling heeft zijn eigen dynamiek; hierin openbaart zich een scheppende impuls, de geestwe­reld. Het bewust doordringen van de waar­nemingen vereist een specifieke ziele-activiteit. In het menselijke den­ken verschijnt de ont­wikkeling van een bepaalde plant als een specifiek beeld. Het beeld van de ontwikke­ling van de plant kan alleen in de ziel van de waarnemende en denkende mens verschijnen. De den­kende mens maakt immers het beeld door de waarnemin­gen adequaat samen te smeden tot een samenhangend geheel. Bij het op­bouwen van een beeld in de ziel wordt het ontwikke­lingsbeeld actueel (in het hier en nu) gemaakt. Dit gedach­ten­beeld kan zo rijk, zo levendig zijn dat het een werkelijkheidsgetrouw beeld is van de wijze waarop de plant groeit en sterft.

Het beeld in de ziel laat een overeenkomend gebaar zien als de ontwikkeling van de plant. Dit gebaar is ziele-geestelijk van aard; het is immers in de den­kende ziel tot bewustzijn geko­men.

Een gebaar wordt hier gezien als een bepaalde uitdrukking van een organisme. Het waarnemen van een gebaar is een "holistische ervaring" die van een ander niveau is dan intellectuele kennis verworven met het ver­standelijke, logisch redenerende denken.

Hier ligt de samenhang tussen de plant en de mens! De mens kan door een innerlijk ­proces (waarnemen, denken) een karakteristiek beeld van de plant laten ontstaan en zo in zijn ziel het gebaar van de plante-ontwikkeling bewust worden.

De relatie plant-mens omvat dus meer dan het feit dat beide leven. Het gevormde beeld in de ziel van de mens (de binnenwereld) toont een overeenkomend gebaar als de plant, die buiten, in de wereld groeit. De geestwereld die zich openbaart in de ontwikkeling van de plant licht op in de ziel van de denkende mens. 'Het worden van de plant in de zintuiglijk waarneembare wereld' en 'het gevormde beeld in de ziel' tonen dezelfde karakteristieke eigenschappen.

Op het niveau van de gestiek is de relatie plant-mens evident.

De gezochte relatie wordt niet gevonden in uiterlijke analogieën op het gebied van het zintuiglijk waarneembare ("van het eten van appels die een rode blos heb­ben, krijg je rode wangen"). Er word ook niet gezocht naar een pa­rallel­lisme tussen het leven van de plant en de ziel van de mens ("gerijpt voedsel bewerk­stelligt een rijping van de menselijke ziel").

Het groeien van een plant speelt zich op een heel ander niveau af dan ziele-groeiprocessen. Er is geen directe oorzaak-gevolg relatie. De uitdrukking van een tijdsbeeld, het gebaar HIER

De inner­lijke samenhang ligt op het gebied van het ervaren van overeenkomende gebaren (aanschouwende methode).

3.4. Van beeldvorming naar voedingskwaliteit

Voor inzicht in de voedende waarde van de plant voor een bepaald persoon is er nog een lange weg te gaan. Bij het eten van bijv. een wortel eten we substanties met bepaalde eigen­schappen (kleur, geur, smaak, con­sisten­tie). Substanties zijn stofcomposities, deze kunnen worden gezien als A=inwendige vormen==. Ze zijn immers het resultaat van de vormende krachten van deze plant. In tegenstelling tot de vorm van de plant onderscheiden de substanties zich niet zozeer door hun visuele en tast-eigenschappen, maar vooral door hun werking, wanneer ze in een bepaald proces worden gevoerd. De substanties zijn bovendien te onderscheiden door de unieke onderlinge verhouding van de analysestoffen.

Door het ont­staan van het ont­wikkelings­beeld in de ziel bewust te maken, kan de specifieke werkzaamheid van de substan­tie op de levensprocessen van de mens tot ervaring wor­den.

Hoe deze wortel deze mens bekomt, hangt bovendien af van de wijze waarop de mens de wortel kan verte­ren. Het voedsel dat de een goed doet, kan (in extreme gevallen) bij de ander een ongezonde reactie teweeg brengen. De behoeften kunnen sterk uiteenlopen. Algemeen geldende uitspra­ken over voedings­kwaliteit hebben dus slechts een beperkte waar­de. Het begrip voedingswaarde wordt concreet, wanneer een bepaald persoon deze wortel consumeert.

Bij het verteren wordt de stofcompositie geheel en al vernietigd. De afbre­kende processen stemmen zich fijn af op de substanties die afgebroken worden. Neem je iets op, dan verweert het organisme zich hiertegen door 'dat vreemde' meer en meer te veranderen; alles wat geconsumeerd is roept een bepaald 'tegenproces' op. Hier ligt de zeer belangrijke onderzoeksvraag: hoe werken de sub­stanties tot in het fysieke lichaam? Deze vraag wordt echter in dit meer plantkundige onderzoek niet besproken.

De verterende activiteiten staan in een samenhang met de eigen opbouwende levenspro­cessen. Een andere vraag is: hoe is bij een bepaald persoon het samenspel tussen de verteren­de pro­cessen en de op­bouw van indivi­du-eigen substanties?

Ziele-processen staan in een bepaalde samenhang met het functioneren van de organen. Een gezond organis­me kan een gezonde ziele-ontwikkeling ondersteunen. Ondersteunen, maar niet bewerkstellin­gen! Bewust­wording heeft immers zijn grondslag in de afbrekende processen, juist niet in de opbouwende, voedende processen van het orga­nis­me. Hier ligt de vraag naar de samenhang tussen de opbouwende stroom, de voe­dingsstroom, en de afbrekende stroom, door de individuele ziele-geestelijke activi­teiten.

Home · contact · Een Klaar Zicht © 1995 - 2023